De coronapandemie zorgt voor veel financiële druk op ondernemers. Overeenkomsten zijn meestal niet ingericht op hoe te handelen ingeval van een pandemie. Om te bepalen wie in welke mate de kosten draagt, zijn partijen vaak aangewezen op de onderhandelingstafel. Dat geldt ook in de verhouding tussen ondernemers, vastgoedeigenaren en diens verzekeraars. Buiten coronatijd zal een verzekeraar bij een verhoogd risico een meerpremie mogen verlangen. Is dat nu anders? Of in tegendeel: geeft de coronacrisis aanleiding om de verzekeringspremie nu te verminderen als gevolg van een verlaagd risico?
Risicowijziging
Doorgaans zullen zowel ondernemers (/huurders) als vastgoedeigenaren (/verhuurders) een verzekering afsluiten met betrekking tot dezelfde bedrijfsruimte. De ondernemer zal zijn inventaris en goederen willen verzekeren en de vastgoedeigenaar zijn onroerende zaak. De verzekeraar stelt – logischerwijs – de hoogte van de premie vast afhankelijk van het te verzekeren risico. Bij een risicoverzwaring zal de verzekeraar overgaan tot een herbeoordeling van het risico om zo de premie te kunnen verhogen. Op basis van artikel 6.4 van de Nederlandse Beursvoorwaarden voor Zaak- en Bedrijfsschadeverzekering (NBZB) mag de verzekeraar naar aanleiding van een risicowijziging de verzekeringsovereenkomst eveneens wijzigen. Voor zover bekend maakt de verzekeraar hier nog weinig gebruik van. Verzekeraars zijn nu vooral coulant met betalingen ten aanzien van kleinere risico’s. Als het daarentegen gaat om grotere risico’s (lees: hotels, ziekenhuizen, grote kantoorpanden, etc.) is die coulance er vaak niet. In de groot-zakelijke verzekeringsmarkt (co-assurantie) dien je met een onderbouwd verhaal te komen om tot uitstel van premiebetaling te kunnen komen of om een jaarbetaling te splitsen naar een halfjaarlijkse betaling.
Coronapandemie leidt tot meer/minder risico
Heeft de coronapandemie een wijziging in de risicoverdeling tussen verzekeraar en verzekerde tot gevolg? En zou het redelijk zijn om de premie te wijzigen vanwege een risicoverlichting of anderzijds een risicoverzwaring? In het kort: dat hangt af van de specifieke situatie.
Voorbeeld 1: risicoverzwaring
Voor een leegstaand kantoorpand op een afgelegen bedrijventerrein zal het risico voor de verzekeraar mogelijk alleen maar toenemen. Het risico voor onder meer kraken, diefstal en inbraak is namelijk groter bij gebrek aan sociale controle. Staat het bedrijfspand leeg of zitten er krakers in, dan rust zelfs een mededelingsverplichting bij de verzekerde om de verzekeraar op de hoogte te stellen van de situatie. De verzekeraar zou voor deze gevallen namelijk een meerpremie kunnen vorderen. Voor lekkages en/of gaslekken geldt hetzelfde principe. Als niemand aanwezig is in een gebouw, neemt de kans op een grotere schade alleen maar toe.
Voorbeeld 2: risicoverlichting
Voor hotels ligt de risicoverdeling waarschijnlijk anders. Daar is namelijk wél continue sociale controle, waardoor het risico op kraken, diefstal en inbraak minimaal is, terwijl het restaurant bijvoorbeeld gesloten is. Alleen al voor wat betreft brandgevaar is dat een enorme risicoverlichting. Ook voor casino’s geldt mogelijk een risicoverlichting. Op dit moment bestaan géén risico’s met betrekking tot kasgeld, het aannemen van vals geld of beroving. In het algemeen kan de coronapandemie het risico verminderen voor schade aangaande de voorraad of door uitval van koel- of diepvrieskasten, olie of andere vloeistoffen, rook en roet of werkstaking. Het aanpassen van een verzekerde som van aanwezige goederen is natuurlijk wél mogelijk als dit continu lager is dan voor de coronapandemie.
Kortom, het beoordelen of onder aan de streep sprake is van verzwaring of verlichting van het risico zal in vrijwel alle gevallen maatwerk zijn.
Verminderd risico als onvoorziene omstandigheid?
Als gevolg van het verminderde risico zullen ondernemers mogelijk twijfelen om vanuit het oogpunt van kostenbesparing hun verzekering op te zeggen. Als sprake is van risicoverlichting, kan de verzekerde dan ook een andere weg bewandelen, namelijk die van premieverlaging? Dat zal afhangen van de vraag of de vermindering van het risico een onvoorziene omstandigheid is in de zin van artikel 6:258 lid 1 BW. Gezien een zekere lijn die is ontstaan in de huurrechtelijke rechtspraak, ligt het in de rede dat de rechter ook het verminderde risico als gevolg van de coronapandemie als een onvoorziene omstandigheid zou aanmerken. Omzetdaling als gevolg van de coronapandemie is meestal een onvoorziene omstandigheid. Tussen huurders en verhuurders wordt huurvermindering op dit moment afhankelijk gesteld van de mate van omzetdaling. Bovendien ontbreekt in de NBZB een exoneratieclausule ten aanzien van een pandemie waardoor eerder sprake zal zijn van een onvoorziene omstandigheid. Met die kennis kan het voor ondernemingen en vastgoedeigenaren lonen om de verzekeraar aan de onderhandelingstafel te vragen, temeer nu veel verzekeraars hebben aangegeven te willen kijken naar individuele gevallen.
Geeft de verzekeraar niet in, dan zal de verzekerde zijn aangewezen op een gang naar de rechter. Hier zal de vordering in de praktijk vaak stranden. Alleen voor een hoge premie zal het de moeite waard zijn om een verlaging af te dwingen bij de rechter. Tevens zal bij de rechter het vaak lastig te bewijzen zijn dat het risico minder is dan voorheen.
Driehoeksverhouding tussen huurder, verhuurder en verzekeraar
Als een ondernemer zijn bedrijfsactiviteiten uitbreidt, kan dat meer risico opleveren voor een verzekeraar ten aanzien van het gebouw, bijvoorbeeld met betrekking tot brandgevaar. Denk bijvoorbeeld aan een winkel wat een eetcafé-to-go wordt en ter zake allerlei brandgevaarlijke apparatuur aanschaft. De verzekeraar zal dan meestal van zowel de vastgoedeigenaar als de ondernemer een meerpremie verlangen. Hierdoor ontstaat een driehoeksverhouding: de ondernemer wijzigt zijn bedrijfsactiviteiten en de vastgoedeigenaar moet een meerpremie betalen aan de verzekeraar. Meestal kan de verhuurder die meerpremie doorbelasten aan de huurder. In die mogelijkheid voorzien namelijk de Algemene Bepalingen (artikelen 22.1-22.3) die deel uitmaken van de standaard ROZ-overeenkomst. Buiten coronatijd is dat ook redelijk.
Interessant wordt het wanneer de bedrijfsactiviteiten stil komen te liggen vanwege de coronapandemie en, zoals hiervoor uiteen is gezet, de verzekeraar de verzekeringspremie van de vastgoedeigenaar verhoogd wegens een gebrek aan sociale controle door leegstand waardoor een groter risico bestaat op diefstal, inbraak en krakers. Wie draagt dan het risico? De verzekeraar, verhuurder of huurder? Niemand kan immers het verhoogde risico in de schoenen worden geschoven. Op dit punt zou het sinds het begin van de crisis veelgehoorde “share-the-pain”-principe uitkomst kunnen bieden. Mocht een verzekeraar op dit punt dus een premieverhoging voorstellen, dan is het verstandig om met elkaar om de tafel te gaan omwille van een kostendeling.
Conclusie: onderhandelen kan lonen
In geval van een verhoogd risico kan de verzekeraar een meerpremie verlangen. Wanneer dat risico is toe te schrijven aan de huurder, kan de verhuurder dit doorbelasten. Voor risicoverhoging als gevolg van de coronapandemie is het delen van de kosten het meest redelijke uitgangspunt.
Net als tussen verhuurders en huurders, kan tussen verzekeraars en verzekerden de coronapandemie wellicht als onvoorziene omstandigheid gelden. Komt de verzekeraar bij de melding van een risicowijziging niet zelf over de brug met een redelijk voorstel, dan is het mogelijk om een vordering bij de rechter in te stellen. Vanuit kosten/baten-perspectief bekeken zal dit alleen zin hebben in de grootzakelijke verzekeringsmarkt. In alle gevallen waarbij sprake is van risicovermindering, zowel bij klein- als grootzakelijke ondernemers, zou het kunnen lonen om met de verzekeraar aan de onderhandelingstafel te gaan.
Deze blog is een samenwerking tussen Nick Schieving van Zuiderhuis Nijmegen & Maarten Finkers van Poelmann van den Broek Advocaten
‘Een greep uit de kas’ of vriendjespolitiek: het komt bij verenigingen en stichtingen vaker voor dan je denkt. Om dat terug te dringen, treedt op 1 juli een wet in werking: Wet bestuur en toezicht rechtspersonen. Daarmee zijn regels over taken, bevoegdheden, verplichtingen en aansprakelijkheid vastgelegd. Wat betekent dit voor uw stichting? En wat verandert er voor bestuurders?
*In dit blog spreken we voor de leesbaarheid alleen over ‘bestuurders’, maar alle regels gelden voor zowel bestuurders als toezichthouders. Waar ‘stichting’ staat, mag je ‘vereniging of stichting’ lezen.
Met de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) wil de overheid ervoor zorgen dat besturen van verenigingen en stichtingen geen misbruik kunnen maken van hun positie. In de wet is bepaald dat procedures en verantwoordelijkheden met elkaar besproken moeten worden en moeten worden vastgelegd.
Wat betekent dit voor uw stichting?
In de wet is allereerst iets vastgelegd dat eigenlijk voor de hand zou moeten liggen: bestuursleden hebben de plicht het belang van de stichting voorop te stellen. Om dat te bereiken, stelt de nieuwe wet eisen aan het handelen van de bestuurders. Ook kunnen ze nu in sommige gevallen aansprakelijk gesteld worden.
Regels uit de wet zijn bijvoorbeeld:
- Bestuurders met een persoonlijk belang dat botst met het belang van de stichting, mogen niet mee stemmen of bepalen.
- De stichting moet vastleggen hoe ze in dat soort gevallen beslissingen maakt.
- Ook moet zij bedenken wat ze doet als er tijdelijk geen bestuurslid is of een bestuursfunctie niet is ingevuld.
- En een bestuurder (bijvoorbeeld de voorzitter) mag niet zo’n zwaar stemrecht hebben dat deze de rest van het bestuur buitenspel kan zetten.
Maar dat is natuurlijk niet alles. Volgens de wet moeten een bestuurlijke structuur, besluitvorming én toezicht van een stichting op orde zijn. Moet uw stichting daarom iets veranderen? Dat ligt aan de vorm van bestuur en toezicht van de stichting en aan wat in de statuten staat. Soms moeten de statuten of bestuursvorm zelfs aangepast worden.
Checken of uw stichting de zaakjes goed op orde heeft? Kijk bijvoorbeeld eens naar het officiële WBTR-stappenplan om snel inzicht te krijgen in wat de stichting moet doen en hoe dat moet.
Wat moet u als bestuurder sowieso doen?
- U moet weten wat in de statuten staat;
- U mag geen financiële verplichtingen aangaan als u weet dat de club die niet kan nakomen;
- Zijn er voorzienbare (financiële) risico’s? Dan bent u verplicht om daar iets aan te doen, bijvoorbeeld door een verzekering af te sluiten;
- Bestuursleden letten op elkaar. Onderling verantwoording afleggen hoort daarbij;
- Als besluiten worden genomen, worden die vastgelegd;
- Is de stichting verplicht een balans of boekhouding openbaar te maken als organisatie? Doe dat dan op tijd en op de goede manier.
Hoe zit het met aansprakelijkheid voor het bestuur?
Naast nieuwe plichten krijgen bestuurders ook te maken met sancties als het mis gaat. Hoofdelijke aansprakelijkheid is daarbij een optie. Dan moet het wel gaan om ‘ernstig verwijtbaar handelen’. Bijvoorbeeld als de stichting failliet gaat na fraude of diefstal. Maar het kan ook zijn dat een medebestuurslid fraudeert en u alsnog aansprakelijk wordt gesteld. Om dat te voorkomen, is het goed om na te denken over een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering.
Hoe groot is het risico?
In dit geval zien we een toename van het aantal claims. Omdat mensen bewuster zijn van de mogelijkheid om verhaal te halen bij bestuursleden en toezichthouders, proberen ze ook steeds vaker schade op hen te verhalen. U kunt als bestuurder zelfs op uw privévermogen worden aangesproken. En zelfs als u niets te verwijten valt, kunt u worden aangesproken door derden. Alleen al de kosten voor een advocaat of jurist om uzelf te verweren, kunnen daarbij snel oplopen.
Wij adviseren hierin verzekeringen die dekking bieden tegen collectieve en hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders. Voor minder dan € 500,- per jaar heeft u vaak al een passende verzekeringsdekking.
Wilt u daar meer over weten, dan helpen we graag.Neem contact op met mij of mijn collega Patrick Albers, via 024 329 43 39 of patrick@zuiderhuisnijmegen.nl
Heeft u een (land)bouwvoertuig? Dan moet deze vanaf 1 januari 2021 verplicht geregistreerd worden. Rijdt u daar harder mee dan 25 km/u? Dan hoort er ook nog een kentekenplaat op het voertuig. Zo wil RDW (Rijksdienst Wegverkeer) de verkeersveiligheid verbeteren. Maar wat houdt dat eigenlijk voor u in?
Landbouwvoertuigen en bouwvoertuigen rijden regelmatig op de openbare weg, bijvoorbeeld om landbouwproducten te vervoeren. Toch hoefden deze voertuigen tot nu toe niet geregistreerd te worden of een kenteken te hebben, terwijl andere voertuigen op de openbare weg dat wel moeten. Daar brengt het RDW vanaf volgend jaar verandering in.
Om de verkeersveiligheid te verbeteren, stelt het RDW een registratie- en kentekenplicht in. Door de registratie kan worden voldaan aan de in Europa verplichte APK voor land- en bosbouwtrekkers. Ook kan de wettelijke maximale snelheid voor (land)bouwvoertuigen op bepaalde wegen omhoog van 25 km/h naar 40 km/h dankzij de registratie.
Voor wie geldt de registratieplicht?
Vanaf 1 januari geldt de registratieplicht voor:
- Land- en bosbouwtrekkers;
- Land- en bosbouwaanhangwagens;
- Verwisselbare getrokken uitrustingsstukken;
- Motorrijtuigen met beperkte snelheid (MMBS);
- Mobiele machines (nieuwe categorie).
De plicht geldt alleen voor voertuigen die op de openbare weg rijden.
Rijdt uw voertuig harder dan 25 km/u, dan is het vanaf 1 januari 2021 ook verplicht om een kentekenplaat op het voertuig te monteren. Daarnaast moeten land- of bosbouwtrekkers op wielen die harder kunnen rijden dan 40 km/u vanaf 1 mei 2021 ook een APK-keuring ondergaan.
Hoe moet ik mijn voertuig registreren?
Via de website van de RDW kunt u van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 de voertuig(en) registreren die u nu al in gebruik hebt. Gaat u volgend jaar een voertuig in gebruik nemen? Dan moet deze eerst beoordeeld worden bij een van de keuringsstations van het RDW.
Voor het registreren van uw voertuig heeft u uw inloggegevens van DigiD of eHerkenning nodig. Daarnaast vraagt de RDW om de volgende gegevens van uw voertuig: merk, handelsbenaming, type (indien beschikbaar), Voertuig Identificatie Nummer (VIN), bouwjaar, brandstofsoort, maximum constructiesnelheid en de gekozen voertuigomschrijving (dit geldt alleen bij motorrijtuigen met beperkte snelheid). De registratie kost 18 euro.
Wat moet u aan ons doorgeven?
Bent u ook verplicht een verzekering te regelen voor uw bosbouw- of landbouwvoertuig? Dan is het belangrijk dat u het kenteken en de meldcode aan ons doorgeeft. Wij melden het kenteken en de meldcode samen met het polisnummer aan bij de RDW. En zo heeft u voldaan aan uw verplichting!
Meer weten over de registratie-, kenteken- en apk-plicht voor (land)bouwvoertuigen? Kijk op de website van de RDW.
En heeft u vragen over de verzekering? Bel ons!
De vakantieperiode staat weer voor de deur. Voor de meeste mensen een periode waarin ze met de auto op vakantie gaan. Soms ook naar landen die niet op de groene kaart staan vermeld. Bent u hier goed verzekerd? Wat zijn nu de mogelijkheden?
In welke landen bent u verzekerd?
Verzekeraars bieden alleen WA-dekking in de landen en gebieden die op de groene kaart zijn gespecificeerd. De landen waar de groene kaart geldig is, verschillen per verzekeraar. Globaal kun je zeggen dat verzekeraars de Europese landen én de landen rondom de Middellandse Zee op de groene kaart hebben staan. Het is verplicht om dekking te bieden in de landen die behoren tot de Europese Economische Ruimte.
Verzekerd in een land dat niet op de groene kaart staat?
Het antwoord op de vraag of verzekeraars dekking kunnen bieden is kort: nee dat kan niet. Maar dat betekent niet dat u niet met de auto naar verre landen op vakantie kan. Wat zijn de mogelijkheden? En hoe zorgt u er voor dat u toch verzekerd bent met uw auto in het buitenland? Wij zochten het voor u uit.
- Allereerst heeft u in veel landen een internationaal rijbewijs nodig naast het Nederlandse rijbewijs. Een internationaal rijbewijs is makkelijk aan te vragen via de ANWB. Alle informatie over het internationale rijbewijs vindt u op de site van de ANWB.
- Daarnaast heeft u in veel landen een Carnet de Passage nodig. Een Carnet de Passage is een douanedocument voor de auto. Hiermee kun je met de auto tijdelijk toegang krijgen tot een land. Deze wordt uitgegeven door de ADAC, de Duitse ANWB.
- Uiteindelijk kunt u met alle officiële documenten na iedere grenspost een verplichte WA-verzekering afsluiten. Dit zijn kleine grenskantoren die herkenbaar zijn aan de bordjes met ‘Insurance of D’assurance’. De WA-verzekering die u hier kunt afsluiten is dan geldig voor een beperkt aantal dagen. U krijgt een geschreven verzekeringsbewijs mee. De premie voor een paar weken is in veel gevallen onder de € 50,-. Bij ieder land dat u doorkruist, dient u weer een nieuwe WA-verzekering af te sluiten.
- Het is altijd belangrijk om ook de voorwaarden van uw verzekeraar na te gaan. Vooral om te checken of de periode dat u op vakantie gaat aansluit bij het maximaal aantal dagen dat de auto zich volgens de voorwaarden van de verzekering in het buitenland mag bevinden.
Tot slot rest ons als adviseur niets meer dan u een goede reis te wensen en bel ons even voor een goede reisverzekering.
Bronvermelding: Deze blog is door mijzelf geschreven en eerder gepubliceerd tijdens mijn loondienstverband bij Generali Nederland. Er is toestemming verleend voor herpublicatie.
Een cyberincident heeft ook binnen het mkb ruimschoots zijn intreden gedaan. Steeds meer bedrijven zijn de laatste jaren afhankelijk geworden van computers en systemen die allemaal met elkaar en het internet verbonden zijn. Daardoor neemt ook het effect toe als er een systeem uitvalt door een incident.
Het merendeel van de midden- en kleinbedrijven hebben in de afgelopen jaren te maken gehad met een cyberincident. Deze doelgroep is voor internetcriminelen interessant, omdat met name het mkb meer data bezit dan een particulier, maar veelal niet beter beveiligd is. De tijd waarin nog gedacht kon worden “dat zal mij niet overkomen of wat kunnen ze bij mij nu stelen” is echt ten einde. Vooral door de komst van de Meldplicht Datalekken per 1 januari 2016 is een lek in de beveiliging van data iets dat zeer serieus genomen moet worden. Als niet redelijkerwijs valt uit te sluiten dat er data gelekt is, moet er een melding worden gemaakt bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Bij veel incidenten is er sprake van een menselijke fout die soms met een kleine aanpassing kan worden verkleind of beperkt.
Tips om cybercriminaliteit te beperken
- Een up-to-date virusscanner voor de herkenning van onregelmatigheden of virussen.
- Scheiding in autorisaties: is het wel nodig dat iedereen overal bij kan komen?
- Maak altijd back-ups en bewaar deze ergens anders.
- Wachtwoordbeleid: iedereen een eigen account en wachtwoorden moeten regelmatig worden gewijzigd.
- Richtlijnen voor gebruik van laptops, tablets en smartphones.
- 4-ogen principe bij het checken van facturen en betalingen.
- Zorg ervoor dat iemand de regie neemt tijdens een incident. Wie draagt bij u het gele hesje?
Cyberincidenten kunnen grote gevolgen hebben voor ondernemingen. Dit kunnen risico’s zijn die u niet zelf wilt of kunt dragen. Een cyberverzekering biedt dan uitkomst. Een cyberverzekering bestaat bijvoorbeeld uit verschillende dekkingen: een dekking voor de eigen schade die uw onderneming leidt, doordat bijvoorbeeld uw medewerkers niet kunnen werken en extra inzet van ict-personeel, maar ook de schade die u (ongemerkt) aan anderen toebrengt. Diverse verzekeraars hebben verzekeringen en dienstverlening ontwikkelt om ondernemers bij te staan na een (vermoedelijk) datalek.
Wilt u de risico’s en verzekeringsmogelijkheden met ons bespreken? Bel ons op 024-329 43 39 of maak een afspraak.
Per 1 januari 2017 wijzigt het WGA-stelsel ingrijpend, ondertussen heeft u hier waarschijnlijk al van gehoord. Maar heeft u ook al een keuze gemaakt?
Als u op dit moment eigenrisicodrager bent voor de WGA, moet u voor 1 januari de keuze maken om dit voort te zetten in 2017. Ook al u geen keuze maakt, kiest u toch. De verzekeraar zal in veel gevallen geen nieuwe garantieverklaring afgeven aan De Belastingdienst. Hierdoor bent u verplicht drie jaar verzekerd via UWV. Dit kan verregaande en ongewenste gevolgen hebben.
Verzekeraars geven aan dat pas een klein gedeelte van de huidige eigenrisicodragers op dit moment een keuze heeft gemaakt. De tijd begint te dringen! Heeft u uw verlengingsvoorstel van de verzekeraar reeds ontvangen, maar geen idee welke keuze u kan maken, of wat verstandig is? Wij kunnen u hierover adviseren.
Neemt u dan contact met ons op, of maak een afspraak. Zuiderhuis Nijmegen is specialist op het gebied van ziekteverzuim, WGA, Ziektewet, en re-integratie. Meer weten over onze dienstverlening of onze beloning? Kijkt u dan hier.
Code 95 is een verplichte aantekening op het rijbewijs. Vanaf 10 september 2016 dienen alle chauffeurs die beroepsmatig een voertuig besturen te voldoen aan deze Europese verplichting. Deze aantekening is verplicht voor het beroepsmatig besturen van een voertuig waarvoor rijbewijs C1(E), C(E), D1(E) of D(E) noodzakelijk is.
Per 01-01-2017 worden de WGA-flex en de WGA-vast samengevoegd. Bent u met uw bedrijf momenteel eigenrisicodrager voor het WGA vaste gedeelte, dan moet u actie ondernemen. Onderneemt u geen actie dan zult u met uw onderneming automatisch teruggaan naar het UWV per 01-01-2017. U bent dan tevens verplicht om gedurende 3 jaar bij het UWV te blijven.